M

A.M.A. Maassen HHSG-3 1993 De politieke lotgevallen van de plattelandsburgemeester Coenradus Maassen te Geulle, 1830-1865. 149-175
Vanaf 1800 had Geulle een gemeentebestuur dat niet voetstoots de besluiten van hogerhand uitvoerde. Het dorp had dan ook de roep een lastige en moeilijk bestuurbare gemeente te zijn. In 1830 werd Coenradus Maassen burgemeester, een functie die hij behoudens een korte onderbreking tot 1865 zou blijven vervullen. Het artikel gaat in op de dorpspolitiek en de voor- en tegenstanders van deze opmerkelijke bestuurder.
A.M.A. Maassen HHSG-4 1994 Een orgel ‘tot loff van de Allerhoogsten God’ in Geulle. 124-134
In 1818 bouwde de orgelbouwer Binvignat een orgel voor de Sint Martinuskerk te Geulle. De financiering daarvan werd een groot probleem voor de gemeente. Het artikel behandelt de politieke verwikkelingen bij de totstandkoming van het orgel en tevens honderdvijftig jaar familiegeschiedenis van de Binvingats in Maastricht.
I. Matthey HHSG-17 2007 Een Hollander in een Limburgs wespennest. J.Th. Binkhorst van den Binkhorst als burgemeester van Meerssen (1843-1846). 252-283
Onder geologen en paleontologen geniet J.Th. Binkhorst van den Binkhorst (1810-1876) enige faam als vroege onderzoeker van het Limburgse Krijt en de daarin voorkomende fossiele weekdieren. Als wetenschapper ging Binkhorst pas naam maken nadat hij als burgemeester van Meerssen (1843-1846) hopeloos was mislukt. De Meerssenaren zagen al op voorhand niets in deze ‘Hollander’. Mede door zijn gebrek aan tact rolde Binkhorst van het ene conflict in het andere. De slotakte van deze dramatische episode uit zijn leven ging gepaard met zweepslagen en een op de valreep verhinderd duel.
P.A.M. Mertens HHSG-5 1995 Kasteel Bloemendal Vaals. 249-256
De bouw van kasteel Bloemendal startte in 1791 in opdracht van J.A. von Clermont. In 1848 werd dit buitenhuis verbouwd tot een klooster waarin een meisjespensionaat en school werden gevestigd. In de jaren zeventig van deze eeuw werd het gebouw verlaten en zocht men naar een nieuwe bestemming. In 1989 sloopte men de gebouwen die in de loop van de tijden aan weerszijden van het buitenverblijf waren opgetrokken. In 1992 werd het hoofdgebouw gerestaureerd en verbouwd tot hotel-restaurant.
H. Meyer HHSG-25 2015 Het stationsgebouw van de halte Houthem-St. Gerlach’. 128-140
In de vroege ochtend van de 19e augustus 2013 arriveert een vrachtwagen met een lading hout bij het voormalige stationnetje van Houthem-Sint Gerlach. Het is het stille begin van een ingrijpende restauratie die een nieuwe toekomst geeft als vakantiehuisje aan het kleine, ietwat chique, feestelijk geornamenteerd gebouw. De recente restauratie heeft uiterst voorzichtig op zeer experimentele wijze een nieuwe laag aan het bestaande bouwhistorische ensemble toegevoegd. Het artikel van historisch geograaf Hugo Meyer en ontwerper/bouwhistoricus Paul Tieman maakt aan de hand van bijzonder beeldmateriaal, heldere beschrijvingen en vaak hilarische anekdotes duidelijk hoe en waarom het stationnetje van Houthem-Sint Gerlach zijn huidige vorm heeft gekregen.
L. Moonen o.s.b HHSG-14 2004 Abdij St.-Benedictusberg. 251-345
De geschiedenis van de benedictijnse communiteit St.-Benedictusberg sinds 1951 te Mamelis-Vaals wordt voorafgegaan door een beschrijving van de lotgevallen van de leden van het voorafgaande Duitse convent van 1940-1945 om een genuanceerder beeld te verkrijgen dan het tot nu toe enkel negatief algemeen gangbare over de houding van die monniken tijdens de Tweede Wereldoorlog. De geschiedenis na 1951 is ingedeeld naar de bestuursperioden van de oversten. Het tijdperk van prior Vincent Truijen (1951-1964) wordt gekenmerkt als een periode van herstel. Dat van abt Nico de Wolf (1964-1996) als een van consolidatie, terwijl dat van abt Ad Lenglet (1996-heden) een nieuwe tijd inluidt naar de sterk gewijzigde tijdsomstandigheden. Uniek fotomateriaal geeft een prachtige inkijk in het leven en werken van deze religieuze gemeenschap. In een bijlage zijn alle monniken vermeld die vanaf 1951 in St.-Benedictusberg werden opgenomen.
L. Moonen o.s.b HHSG-15 2005 Ora et Labora De monniken van de abdij St.Benedictusberg, 1951-2005. 137-304
Stond in het vorige jaarboek de gemeenschap van de abdij St.Benedictusberg te Mamelis centraal, dit jaar wordt aan het leven en het werken van iedere monnik aandacht besteed. Uniek fotomateriaal over de paters en broeders en hun werkplaatsen illustreert deze biografische bijdrage.
dr. J. de Moor HHSG-19 2009 De effecten van menselijke bewoning sinds de prehistorie op het Geuldal. 108-169
Kennis over de ontwikkeling van rivieren door de tijd heen is van groot belang voor het duurzaam beheren van stroomgebieden van rivieren. Dit was ook een centraal thema van mijn promotieonderzoek. In zijn artikel gaat hij in op de ontwikkeling van het stroomgebied van het riviertje de Geul (Zuid-Limburg) gedurende de laatste paar duizend jaar en volgen er gegevens over de karakteristieken van het huidige riviertje. De belangrijkste onderzoeksvraag hierbij was in hoeverre de mens verantwoordelijk is geweest voor de ontwikkeling van het Geuldal en wat de invloed van de mens vandaag de dag is.
J.M.H. Mosmuller HHSG-25 1992 Het vierde kwart van de achttiende eeuw in oostelijk Zuid-Limburg: een epidemische tijd. 83-103
Bij de bevolking van oostelijk Zuid-Limburg veranderden in het vierde kwart van de achttiende eeuw bepaalde waarden en normen. Waarschijnlijk hebben kwaadaardig besmettelijke ziekten een grotere rol gespeeld dan in de bestaande literatuur worst aangenomen. De auteur toont door middel van uitgebreid onderzoek in overlijdensregisters aan dat vanaf 1777 een hoger sterftecijfer voornamelijk werd veroorzaakt door de dysenterie, ook ‘rode loop’ genoemd. Naast een algemene beschouwing, worden 21 parochies in oostelijk Zuid-Limburg ook afzonderlijk aan de orde gesteld.
J.M.H. Mosmuller, R.M.M. Bertrand HHSG-3 1993 Een schets van de bevolkingsontwikkeling in zuidelijk Zuid-Limburg. Circa 1650-1796. 36-57
De auteurs geven aan de hand van een analyse van doop-, huwelijks- en overlijdensregisters een algemeen overzicht van de bevolkingsontwikkeling vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw tot en met het einde van de achttiende eeuw in zuidelijk Zuid-Limburg. Onderzoek werd verricht in 23 parochies ten zuiden van de lijn Wolder-Simpelveld. Van die plaatsen bleef de bevolkingsontwikkeling tot nu toe nagenoeg onbekend. Het verloop van de bevolking zal ook per parochie nader worden gespecificeerd.
J.M.H. Mosmuller HHSG-4 1994 Franse Revolutielegers in Staats Overmaas 1792-1793. 113-123
Voor Zuid-Limburg werd over de inval van Franse revolutielegers aan het einde van 1792 en begin 1793 alleen in beeld gebracht dat de Fransen gematigd optraden. De Franse vorderingen bleken echter alles behalve gematigd. Vooral de Staatse Landen van Overmaas werden aanzienlijk meer belast dan in oorlogstijd gebruikelijk was. Contributie en requisitie, oorzaken en gevolgen worden in dit artikel aan de orde gesteld.
J.M.H. Mosmuller HHSG-5 1995 De veldtocht van Willem van Oranje in 1568. 44-67
In dit artikel over de mislukte veldtocht van Willem van Oranje in 1568 en zijn gevolgen worden krijgskundige, politieke en logistieke ontwikkelingen behandeld. De tocht van De Zwijger liep van het Duitse Rijk, via het prinsbisdom Luik en de Nederlanden naar Frankrijk. In de Nederlanden kon Oranje op beslissende momenten weinig uitrichten tegen de tactiek van de Spaanse hertog Alva, die een afwachtende houding aannam en logistieke steun aan zijn tegenstander nagenoeg onmogelijk maakte. Het korte verblijf in Zuid-Limburg – o.a. te Wittem – bleek niet onbelangrijk. Militair tastte de prins de Spaanse stellingen aan de Maas af, probeerde met de IJzeren Hertog slag te leveren en trok op een verrassende manier de rivier de Maas over.
J.M.H. Mosmuller HHSG-6 1996 Repressie in het hertogdom Limburg en de drie andere Landen van Overmaas. 68-98
In 1569 zijn uit het hertogdom Limburg, de Landen van Daelhem, Valkenburg, en ‘s-Hertogenrade door de Raad van beroerten honderden personen vervolgd op grond van deelname aan de veldtocht van Willem van Oranje in 1568. Dit was de derde fase van repressie die niet los kan worden gezien van de vroegere reactie van de overheid in Brussel op de reformatorische beweging. Het centrum van de beweging was de stad Limburg a/d Vesder en omgeving. Van de ongeveer 700 vervolgden in de periode 1567-1570 kwamen er 600 uit het oostelijk Vesderdal. Alle door de Raad van Beroerten vervolgden worden genoemd en zijn naar woonplaats uitgesplitst.
J.M.H. Mosmuller HHSG-10 2000 Van “Rijk Roomsch Leven” naar Limburgs pragmatisme. Stemgedrag in het Nederlandse stroomgebied van de Geul en Gulp bij Tweede-Kamerverkiezingen vanaf 1918. 35-70
In een bijdrage onder deze titel beschrijft Jos Mosmuller aan de hand van de uitslagen van de Tweede-Kamerverkiezingen de politieke aardverschuiving in het Geuldal. Hij schetst de dominante positie van de katholieke politici tot ver in de twintigste eeuw (Tweede Kamerverkiezing van 1963). Mosmuller beschrijft hoe de maatschappelijk-politieke en socio-culturele ontwikkelingen van de tweede helft van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig en de economische heroriëntering van Zuid-Limburg electoraal een structurele verschuiving veroorzaakten. In de jaren negentig kwam zelfs een einde aan de dominante positie van het CDA bij de kiezers in het Geuldal. Mosmuller beschrijft onder meer het verschil in tempo van de deconfessionalisering en ontzuiling tussen het Geuldal en de rest van Limburg en Nederland. Het ‘verzuild triomferen’ werd volgens de auteur in de jaren negentig vervangen door ‘Limburgs pragmatisme’.
W.A.J. Munier HHSG-3 1993 Beschouwingen rond een overlijdensregister van de Hervormde Gemeente Schimmert. 58-74
In de zeventiende en achttiende eeuw kende Schimmert een Hervormde Gemeente, die lange tijd gecombineerd werd met die van Meerssen. Daarvan getuigt alleen nog maar een overlijdensregister, dat werd bijgehouden door de protestantse schoolmeester ter plaatse. Daarin werden over de periode 1747-1804 zowel protestantse als katholieke overledenen geregistreerd. Aan de hand van dit register onderneemt de auteur een poging om meer bijzonderheden over de aanwezigheid van protestanten in Schimmert te achterhalen.
W.A.G. Munier HHSG-3 1993 Bewogen jaren voor het gehucht Sint Pieter (1663-1672). De bouw van een kapel. 7-22
De katholieke inwoners van Valkenburg werden in hun godsdienstuitoefening getroffen door het Partagetractaat van 1661. De kerk van de H.H. Nicolaas en Barbara kende sinds 1632 het simultaneum, maar kwam toen exclusief ter beschikking aan de gereformeerde eredienst. Prof. Munier beschrijft in deze bijdrage de bouwgeschiedenis van een kapel voor de Rooms-Katholieke eredienst buiten de jurisdictie van het Staatse gezag en de tegenwerking door de fanatieke drossaard Van Till . De bezetting van Valkenburg door de legers van de Lodewijk XIV zorgde voor een fundamentele verandering in de confessionele verhoudingen. Na de Vrede van Nijmegen kwam Valkenburg weer in Staatse handen, maar de gereformeerden kregen niet het alleenrecht over de parochiekerk. Deze moest opnieuw gedeeld worden met de katholieken. De kapel bleef daardoor overbodig.
W.A.G. Munier HHSG-13 2003 Over klokken en klokkengelui in en rond Meerssen in de 17e en 18e eeuw. 227-244
Door het Partagetractaat van 1661 viel Meerssen onder het gezag van de protestantse Republiek der Verenigde Nederlanden. In 1759 werd door deze overheid een Lijst van de klocken in de kerken van den Lande van Overmaese, Staatse partage, opgesteld. De auteur beschrijft de klokken van de kerk van Meerssen en hun wederwaardigheden, zoals het neerstorten van de kerktorenspits en de klokken tijdens een zware storm in 1649. Hij beschrijft ook perikelen tussen de gereformeerden en de katholieken met als inzet het luigedrag, met name rond begrafenissen en het uitluiden van de proosten van Meerssen. Verder weidt hij uit over de klokkenroof in de Franse Tijd toen de Meerssense klokken alsmede die van de omliggende kerken vooralsnog onvindbaar waren.
W.A.G. Munier HHAG-14 2004 Begraven in simultaankerken van Valkenburg en Houthem. 87-104
De invoering van het simultaneum leidde tot tal van verwikkelingen. In deze bijdrage beschrijft de auteur de consequenties hiervan voor het begraven van de overledenen, met name in de parochiekerken in Valkenburg en Houthem, en de maatregelen van de staatse overheid.